- WijkWijzer
- Verdieping
- Over de wijkaanpak
- Geschiedenis in vogelvlucht
In vijf stappen naar een wijkaanpak
Opgaven in de wijk
→ Wonen
→ Werk & participatie
→ Onderwijs & opvoeding
→ Veiligheid & criminaliteit
→ Gezondheid, zorg & hulpverlening
→ Samenleven & integratie
→ Leefomgeving & openbare ruimte
→ Duurzaamheid
Over de wijkaanpak
→ Wat is een wijkaanpak?
→ Waarom een wijkaanpak?
→ Wijk of buurt?
→ Geschiedenis in vogelvlucht
Geschiedenis in vogelvlucht
Nederland kent een lange traditie van gebiedsgericht werken en wijkvernieuwing. Sinds de Tweede Wereldoorlog investeren overheden en andere partijen om buurtverval te voorkomen. Aanvankelijk is het beleid vooral gericht op sanering, krotopruiming en reconstructie. In oude wijken worden ‘krotten’ gesloopt om plaats te maken voor economische functies (reconstructie), zoals grootschalige kantoorpanden, moderne winkelboulevards, verkeersdoorbraken en parkeergarages. Toen de ergste woningnood was verlicht, startte het Rijk met stadsvernieuwing: een langlopend programma voor de aanpak van verkrotte en leeglopende binnensteden. Midden jaren 90 waren de naoorlogse uitbreidingswijken aan de beurt, met het Grotestedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (GSB/ISV).
Klik op een titel om de tekst uit te klappen
→ Stadsvernieuwing
Stadsvernieuwing (eind jaren 60)
In de stadsvernieuwing vanaf eind jaren 60 komt de woningvoorraad voorop te staan. Het wonen, kleinschaligheid en een zo gering mogelijke verstoring van de bestaande sociale en stedenbouwkundige structuur krijgen weer prioriteit boven de economische functie en bereikbaarheid van de stad. Het beleid verschuift zo van sloop en reconstructie naar het ‘bouwen voor de buurt’. Voornaamste doel hiervan is het aanpakken van de grote kwaliteitsachterstand in de verkrotte vooroorlogse wijken. De fysieke aanpak plaatst men daarbij in een sociale context. Met de renovatie en nieuwbouw wordt aangesloten op de aanwezige bebouwing, sociale structuren en zittende bewoners.
Sociale vernieuwing (jaren 80)
Begin jaren 80 groeit in Nederland de kritiek op de stadsvernieuwing, vooral vanwege de sterke nadruk op fysieke maatregelen. De kwaliteitsachterstanden in de voor- en naoorlogse woningvoorraad worden wel weggewerkt, maar sociaaleconomische problemen zoals werkloosheid, schoolverzuim, vandalisme, criminaliteit en spanningen tussen groepen blijven bestaan. In de tweede helft van de jaren 80 start daarom het beleid voor ‘probleemcumulatiegebieden’ (PCG-beleid). Begin jaren 90 wordt dit beleid uitgewerkt tot wat wordt genoemd ‘de sociale vernieuwing’. De nadruk ligt hierin op het ‘wegscholen’ van mensen uit de werkloosheid, versterken van de sociale cohesie en tegengaan van verloedering en vervuiling van de woonomgeving door de bewoners meer bij de buurt te betrekken.
→ Stedelijke vernieuwing
Grotestedenbeleid en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (1994-2014)
In 1994 ontstaat het Grotestedenbeleid (GSB). Dit is onderverdeeld in een fysieke, sociale en economische pijler waarbij de verbinding tussen en de onderlinge versterking van deze pijlers weer centraal stond. Het integraal werken komt voor het eerst volop in de schijnwerpers te staan. Deze integrale aanpak komt tot uiting in het bundelen van verschillende rijkssubsidies tot één integrale doeluitkering. De focus van het Grotestedenbeleid lijkt hiermee te verschuiven naar het niveau van de stad. Maar in de praktijk blijft de aanpak van de sociale achterstanden en de leefbaarheid en veiligheid in (aandachts)wijken een belangrijke pijler van het beleid. Het beleid richt zich vooral op de vroeg-naoorlogse woonwijken met voornamelijk galerijflats en portiekwoningen.
Met de Nota Stedelijke Vernieuwing (1997) krijgt differentiatie van de woningvoorraad en bevolking een sterke nadruk in de aanpak van achterstandswijken, met als doel om verpaupering en ruimtelijke segregatie tegen te gaan door sloop en nieuwbouw. Het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) maakt deel uit van het Grotestedenbeleid. Vanaf 2003 komt de focus te liggen op een overzichtelijk aantal wijken die als voorbeeld kunnen dienen voor de rest. Daarvoor worden 56 wijken voorgedragen door de 30 grootste gemeenten. Op deze manier hoopt het ministerie van VROM te komen tot een versnelling, hogere ambities, een voorbeeldwerking en het inzetten van de juiste middelen op de juiste plek. Op deze manier hoopt het Rijk te komen tot een versnelling, hogere ambities, een voorbeeldwerking en het inzetten van de juiste middelen op de juiste plek.
Sociale herovering en sociale stijging (2005)
Tijdens het GSB/ISV groeit gaandeweg de aandacht voor de sociale kant van de wijkaanpak. In 2005 constateert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat de sociale cohesie in wijken afbrokkelt, met anonimiteit, vervreemding, onveiligheid, criminaliteit en afnemend welzijn tot gevolg. De WRR pleit in de hotspots van de grote steden voor ‘sociale herovering’ met een sterke overheid en krachtige sociale spelers. In 2006 start in dertien wijken het programma ‘Nieuwe coalities voor de wijk’, met als doel de opgelopen achterstanden met en voor de bewoners in te halen. In het advies ‘Stad en stijging’ (2006) betoogt de VROM-raad dat stedelijke vernieuwing – naast fysieke investeringen en maatregelen op het gebied van sociale samenhang en leefbaarheid – moet bijdragen aan sociale stijging. Dit kan met inzet op werk, scholing, maatschappelijke participatie of verbetering van de woonsituatie.
Krachtwijkenbeleid (2007)
In het Actieplan Krachtwijken selecteert minister Vogelaar op basis van wetenschappelijk onderbouwde kengetallen 40 wijken in 18 steden. Met als doel deze binnen acht tot tien jaar om te vormen tot ‘prachtwijken’. De thema’s ‘wonen’, ‘werken’, ‘leren en opgroeien’, ‘veiligheid’ en ‘integratie’ staan centraal in het programma. Voor de periode 2008-2011 stelt het Rijk 300 miljoen euro beschikbaar. Van de corporatiesector wordt een bijdrage verlangd van 750 miljoen euro per jaar. Een kwart van de middelen wordt geoormerkt als ‘bewonersbudgetten’, bedoeld om initiatieven van bewoners te faciliteren. Aanvullend wijst het Rijk in 2009 en 2010 nog 37 zogeheten ’40-pluswijken’ aan. Er is 60 miljoen euro beschikbaar om te voorkomen dat deze wijken afglijden naar het niveau van de aandachtswijken. Deze investeringen zijn aanvullend op de investeringen in het kader van het Grotestedenbeleid.
→ Lokaal gestuurde wijkvernieuwing
Rijk zet stapje terug
Onder druk van de economische crisis en een andere politieke wind wordt de financiële ondersteuning van het krachtwijkenbeleid in 2012 vroegtijdig stopgezet – zes jaar eerder dan beoogd. Eind 2014 volgt de beëindiging van het ISV. In plaats van actieve inzet met geld en doelstellingen, kiest het Rijk voor een ondersteunende rol in de wijkaanpak. De benadering van wijken met grote achterstanden wordt verbreed naar de leefbaarheid in alle wijken, buurten en krimpgebieden. Het Rijk richt zich op het wegnemen van knellende wet- en regelgeving, op de overheveling van taken naar gemeenten in het sociaal domein, kennisontwikkeling en monitoring.
Gemeenten aan zet
De transitie van centraal naar lokaal gestuurde wijkvernieuwing luidt een nieuw tijdperk in. In een relatief kort tijdsbestek verandert er veel Rijksbeleid dat van invloed is op het leefklimaat in kwetsbare wijken. Naast de beëindiging van het wijkenbeleid, krijgen in 2015 de decentralisaties in het sociaal domein en de herziening van de Woningwet hun beslag. In veel gemeenten belandde de wijkaanpak in een impasse, enerzijds vanwege bezuinigingen en anderzijds omdat er veel beleidsaandacht uitging naar andere vraagstukken.
Een paradigmashift
Al met al heeft de transitie van centraal naar lokaal gestuurde wijkvernieuwing een paradigmashift teweeggebracht, zowel wat betreft het denken over als het werken aan leefbare wijken en buurten. De beleidslogica van de gemengde wijk, die dominant was ten tijde van de stedelijke vernieuwing, maakte het afgelopen decennium plaats voor een meer diffuse manier van kijken naar de ontwikkeling van wijken.
Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ)
Terwijl het Rijk zich terugtrok uit de stedelijke vernieuwing, maakt het voor één gebied een uitzondering. Sinds 2012 is het Rijk partner in de gebiedsgerichte aanpak in Rotterdam-Zuid. In het rapport ‘Kwaliteitssprong Zuid: Ontwikkeling vanuit kracht’ (2011) concluderen Deetman en Mans dat de sociaaleconomische problemen op Zuid in omvang en intensiteit ongekend zijn voor Nederland. In het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) werken het Rijk, de gemeente Rotterdam, corporaties, zorginstellingen, schoolbesturen, het bedrijfsleven, de politie en het Openbaar Ministerie samen aan een gezonde toekomst voor Rotterdam-Zuid. Van de 17 NPRZ-wijken worden er zeven ‘focuswijken’ aangewezen waar de nood het hoogst is. Het NPRZ richtte zich bij aanvang vooral op het bestrijden van achterstanden via onderwijs, wonen en werk. Later zijn daar nieuwe pijlers, zoals veiligheid en cultuur, aan toegevoegd. In een periode van twintig jaar moet Zuid opklimmen tot het gemiddelde niveau van Rotterdam en andere G4-steden. In december 2018 ondertekenen het Rijk en lokale partijen de Regio Deal Rotterdam Zuid. Deze Regio Deal, met een waarde van 130 miljoen euro, heeft als doel de huidige (sociaaleconomische en fysieke) achterstandspositie van Rotterdam-Zuid weg te werken.
→ Hernieuwde aandacht voor kwetsbare wijken
Rond 2018 herontdekken steeds meer gemeenten het wijkgericht werken en ook de aandacht voor gebiedsgerichte beleidsprogramma’s groeit. Zo zijn er zorgen over de toenemende leefbaarheidsverschillen tussen en binnen steden. En ook nieuwe maatschappelijke opgaven – zoals de verduurzaming en de bestrijding van ondermijnende criminaliteit – vragen om een aanpak op buurt- of wijkniveau. Ook het Rijk richt zijn vizier weer op de kwetsbare gebieden. In verschillende regionale Woondeals en Regio Deals die het kabinet het afgelopen jaar sloot, zijn gebieden aangewezen met vraagstukken of problemen in de sfeer van de leefbaarheid. In het Programma Leefbaarheid en Veiligheid (2020) wil het Rijk integrale ontwikkelingsmogelijkheden verkennen en beproeven om de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren in ‘gebieden met een combinatie en cumulatie van opgaven’.
→ Wijkaanpak in het buitenland
Niet alleen in Nederland maakt men zich zorgen om de groeiende leefbaarheidsverschillen tussen goede en slechte wijken en buurten die zich binnen steden aftekenen. In omringende landen zoals Duitsland, Denemarken en België is eveneens sprake van hardnekkige problematiek in kwetsbare wijken. De manier waarop landen hun beleid inrichten verschilt. Denemarken hanteert een sterk sturend beleid op nationaal niveau (gettowetgeving), terwijl België grote vrijheid aan gemeenten laat om hun eigen beleid in te richten. Duitsland kent eveneens nationale programma’s voor kwetsbare wijken, waarbij elke bestuurslaag beleidsruimte heeft voor een lokale invulling van de programma’s.
Meer informatie?
- In.Fact.Research, Circusvis, & RIGO (2020). Veerkracht in het corporatiebezit: De update: een jaar later, twee jaar verder…. (pdf, 6,4 MB)
- Platform31 (2020). Werken aan opgaven in de wijk: Gebiedsgerichte organisatiemodellen in vier gemeenten.
- Platform31 (2020). Wijk in zicht: Kwalitatief onderzoek naar de dynamiek van leefbaarheid in kwetsbare wijken.
- Verwey-Jonker Instituut (2019). Kwetsbare wijken in België, Duitsland en Denemarken: Wisselwerking tussen landelijk en lokaal beleid.
- Platform31. Kennisdossier stedelijke vernieuwing.